In een eerdere bijdrage over het Nederlands en Europees energiebeleid schreef ik dat klimaat en energie een terrein is dat “bij uitstek geschikt lijkt voor grensoverschrijdend beleid”. Dat was in januari, voordat het Russische leger Oekraïne binnenviel en de Europese Unie zich genoodzaakt zag steeds steviger sanctiepakketten tegen de agressor af te kondigen. De EU heeft zich sinds 24 februari—de start van de grootscheepse invasie—zo mogelijk eensgezinder getoond dan ooit in de huidige samenstelling. Maar juist over de olifant in de kamer hebben de lidstaten tot op heden geen overeenstemming kunnen bereiken: het sanctioneren van energie-import uit Rusland.

Dit artikel is noch een oproep tot een volledige boycot van aardgas en olie uit Rusland, noch een pleidooi daartegen. Het is bedoeld om aan te stippen dat de EU verzaakt juist daar waar Uniebreed beleid verstandig zou zijn. Het wordt met de dag duidelijker dat iedere lidstaat zijn eigen koers vaart vis-à-vis Russische energieleveranties. Met name wat betreft aardgas zou dat toch wenkbrauwen moeten doen fronsen.

Estland, Letland en Litouwen waren vorige maand de eerste landen die Russisch aardgas volledig in de ban deden. Nederland kondigde aan voor het eind van het jaar van het Russisch gas af te willen. Duitsland en Italië willen dat ook, maar durven er geen datum aan te verbinden. Premier Draghi gaf wel aan een eventuele EU-boycot niet tegen te zullen houden (“Wat wilt u liever: vrede, of de airconditioning aan?”). Andere lidstaten, met name in Centraal- en Zuidoost-Europa, zijn minder uitgesproken, omdat zij vrijwel volledig op Russisch gas draaien.

Begrijpelijk wellicht, die uiteenlopende houdingen, vanwege de verschillen in mate van afhankelijkheid van Russische energie? Niet helemaal: het is een misvatting dat het ene EU-land makkelijk praten heeft omdat de afhankelijkheid van Russisch gas beperkt is, terwijl andere lidstaten volledig in de energie-houdgreep zitten bij het Kremlin. Als er één terrein is waarop de EU bij uitstek heeft geïnvesteerd in het verwezenlijken van de interne markt, is het energie—en met name aardgas. Sinds het Derde Energiepakket uit 2009 is er sprake van één Europese gasmarkt. Elke nationale ingreep in gasbeleid zal elders gevoeld worden, in prijzen dan wel volumes. Het is als het aanstampen van een molshoop. Het feit dat Nederland veel betaalbare LNG (liquide gas) uit andere landen kan importeren hangt één op één samen met de volledige afhankelijkheid van andere lidstaten van Russisch gas; zij concurreren daardoor niet op LNG-leveranties. En zoals energie-expert Jilles van den Beukel in zijn Trilemma-column aangeeft: “Het is aannemelijk dat een gedeeltelijke boycot van Russisch gas […] een groter prijseffect dan volume-effect zal hebben en daarmee de geldstroom naar Rusland zal verhogen.”

Welbeschouwd ligt er voor minister Rob Jetten van Klimaat en Energie een kans zowel als een verantwoordelijkheid. Hij is als eerste voluit minister van Klimaat en Energie en bovendien een D66-minister. We kennen D66 als partij die zich altijd sterk maakt voor meer Europese samenwerking en eensgezindheid. Jetten zou zich op dit terrein uitstekend kunnen profileren in tijden van crisis door in Brussel naar voren te stappen en zich sterk te maken voor een EU-brede aanpak. Als hij de neuzen dezelfde kant op kan krijgen zou dat de aanzet kunnen zijn tot een eensgezinde positie tegenover Rusland, waarbij geen enkele lidstaat in de kou staat—letterlijk en figuurlijk. Zeker nu Gazprom de gastoevoer naar Bulgarije en Polen heeft afgesloten wordt de situatie steeds urgenter. En het uitblijven van gecoördineerd beleid zou, wanneer burgers de crisis echt in hun portemonnee beginnen te voelen, weleens kunnen leiden tot populistische nationale maatregelen en daarmee toenemende onderlinge spanningen in de Unie

Jelle Baartmans
foto: Gerhard van Roon

Jelle Baartmans, 9 mei 2022