De dorpsschool die ik vanaf mijn zesde jaar bezoeken mocht, werd geregeerd door juffrouw De Jong: een schooljuf op leeftijd die een goede beheersing van de Nederlandse taal van het grootste belang achtte. Het was een school met drie klassen in één lokaal, VWO- en ambachtsschoolklantjes door elkaar, maar voor juffrouw De Jong deed dat onderscheid er weinig toe. Zij terroriseerde om het even wie met de finesses van de bijwoordelijke bepaling en het onpersoonlijk voornaamwoord. Ik heb daar lang plezier van gehad; in zes jaar atheneum hoefde ik niets nieuws te leren. Maar ik geloofde toen al niet in die onderwijsmethode voor iedereen.

Lars Kuipers © 2017
Foto: Nils van Houts

Gelijke monniken, gelijke kappen, zo zit Nederland in elkaar, en voor dat principe is veel te zeggen. Het idee is dat gelijke mogelijkheden voor iedereen gelijke kansen tot gevolg hebben, en als je die kansen maar pakt, dat je dan vorm kunt geven aan je eigen leven en alles kunt worden wat je wilt. Ja ja. Dan hebben ze het over het maakbaarheidsgeloof van socialisten, maar de liberaal kan er ook wat van.

Mensen verschillen. Ze hebben verschillende achtergronden en vaardigheden en het scheelt als je daar rekening mee houdt. Dat blijkt bijvoorbeeld bij het werk voor de stichting Digitaal Burgerschap Nederland. Die stichting werkt aan een sociale digitale standaard voor e-dienstverlening door de overheid; een overzichtelijke handreiking voor overheden waar ze rekening mee moeten houden als ze goede, toegankelijke digitale dienstverlening willen bieden. Of je nu praat met ontwikkelaars, met hoogleraren of met ambtenaren die verder kijken dan de stapels op hun bureau, stuk voor stuk zeggen ze: differentieer! Als je echt wat bereiken wilt, houd dan rekening met de situatie van die ander, wie hij is, wat hij kan en welke middelen hij gebruikt.

Het risico van eenheidsworst is dat je een groep krijgt die zich ermee redt en een groep die aan de kant blijft staan en die het gevoel heeft niet langer te worden gezien door het systeem. Tweedeling, jawel.

Dat risico is op allerlei plekken sluipend aanwezig in de samenleving. Om even bij de digitale dienstverlening van de overheid te blijven: het taalgebruik rond vergunningen en toeslagen is soms zo ontoegankelijk dat zelfs een academisch geschoolde het nakijken heeft. En dat terwijl het rapport De staat van het onderwijs 2020 liet zien dat een kwart van de vijftienjarige scholieren in ons land onvoldoende goed kan lezen om straks fatsoenlijk mee te draaien in de samenleving. Taal doet ertoe. Je kunt nog zo’n goeie gebruikersinterface bouwen, als de taal onbegrijpelijk is, koop je er niks voor.

Nog een klein, maar illustratief voorbeeld uit de coronacrisis. Daar werd in het begin nogal eens gezegd dat je je moest laten testen bij verhoging. Maar stel dat je het Nederlands wat minder goed machtig bent, dan moet je maar net weten dat het gaat over koorts. In de wereld van de zorg wemelt het van zulke voorbeelden.

Om een wat groter decor te schetsen: de prognoses voorspellen dat de stad Den Haag er de komende twintig jaar 100.000 nieuwe inwoners bij krijgt. Een groot deel van hen is expat, arbeidsmigrant of statushouder, en lang niet allemaal blijven ze; achter die 100.000 extra inwoners schuilen bijna twee miljoen verhuizingen van en naar Den Haag. Die dynamiek is het waar we als samenleving onze weg in moeten zien te vinden, en hoe tuchtig ook, daar helpt de eenheidsworst van juffrouw De Jong niet tegen.

Lars Kuipers, maart 2021