Voor een boek dat ook een leidraad wil bieden ligt het er op tijd: Van campagne tot compromis, collegevorming in Nederlandse gemeenten 2010 – 2018. En die leidraad is hard nodig. Politieke leiders, zowel in steden als landelijke gemeenten, blijken bij herhaling gebrekkig voorbereid op wat er moet gebeuren na de verkiezingen. Zij worden te vaak overvallen door het resultaat van hun partij bij de stembus, of dat nou gunstig uitvalt of niet. Een scherp beeld van alle beslissingen die tijdens de formatie van het college moeten worden ontbreekt bij hen evenzeer. De coronacrisis van nu biedt misschien al wat leestijd om er straks klaar voor te zijn.

Joan Smithuis

Dat lokale politici worden overvallen door de uitslag is op zich begrijpelijk. In veel gemeenten ontbreken prognoses. En wanneer ze er wel zijn, zitten die er soms volledig naast: Het Limburgs Dagblad voorspelde in het weekend vóór de verkiezingen van 2018 dat het CDA met twee zetels in de achterhoede zou eindigen. Om enkele dagen later te moeten opschrijven dat dezelfde partij als grootste uit de uitslagen was gekomen. En wie onzeker is over de uitslag gaat ook niet anderen om advies vragen: verbeeld je dat het tegenvalt.

Het is opvallend in hoeveel grote steden de uitslag verrast. ‘Dan zit je thuis, na een vrolijke avond met veel glazen bier en denkt opeens: jeh, wat nu? Een informateur! Die moet het maar oplossen’. Een ander werd wakker gebeld door zijn nummer twee: ‘Om twaalf uur op het stadhuis’. ‘Waarom?’. ‘De pers wil je spreken’.

De lokale lijsttrekkers zijn de sleutelfiguren in het formatieproces. Voor hen komt de formatie na een langdurig proces, waarin kandidaatstelling, de opstelling van een programma, organisatie en uitvoering van de campagne de volledige aandacht hebben opgeëist.

Het boek is het resultaat van gedegen empirisch onderzoek in vier en twintig Nederlandse gemeenten. Tien daarvan, in hoofdzaak grote steden zoals Rotterdam, Den Haag, Groningen en Maastricht, zijn in 2010, 2014 en 2018 onderzocht door de politicoloog Joan Smithuis, als associé verbonden aan Schinkelshoek en Verhoog. Hij levert een apart hoofdstuk over de veranderingen die zich tussen 2010 en 2018 hebben voltrokken. Speciale aandacht gaat daarnaast uit naar ‘populisten in de stad’, de woelige collegevorming in Den Haag, Rotterdam en Tilburg.

Veertien kleinere gemeenten, zoals Opsterland, Dronten, Hulst en Nederweert, zijn éénmaal onderzocht door de antropoloog Hub van Wersch, in het verkiezingsjaar 2018. Joop van den Berg, politiek historicus en oud hoofddirecteur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, vergelijkt de uitkomsten en brengt de veranderingen van het politiek landschap in de gemeente gedurende de laatste decennia in beeld. Alle drie de auteurs hebben een langdurige ervaring met het bestuur van gemeenten.

Politici mogen gebrekkig zijn voorbereid, het onderzoek laat zien dat dit niet geldt voor de bestuursambtenaren in het gemeentehuis. In de steden is overigens intensiever voorwerk gedaan dan in de meeste kleinere gemeenten. Onderhandelaars maken tijdens de formatie gebruik van de ambtelijke ondersteuning. Maar de mate waarin en wijze waarop verschilt sterk, ook door de jaren heen. Voor (in)formateurs zijn de ondersteuners onmisbaar. Zij schrijven de teksten maar zijn ook, dankzij hun expertise en lokale kennis, een belangrijke spiegel.

De rol van de burgemeester verschilt eveneens, maar de algemene lijn is dat zij er aanzienlijk minder in worden betrokken dan de meesten van hen lief is. Ook de rol van gemeentesecretarissen en griffiers krijgt aandacht. Aan het einde van het boek reiken de auteurs suggesties aan voor het verbeteren van het proces van collegevorming. Voor Schinkelshoek en Verhoog zijn deze suggesties zeker een startpunt voor één of meer bijeenkomsten in 2021.