Begin deze maand sprak de Europese Commissie haar onvrede uit over de Nederlandse plannen voor gunning van het spoorwegennet. De concessie voor het Nederlandse hoofdrailnet wordt sinds jaar en dag onderhands gegund aan de Nederlandse Spoorwegen (NS). Het kabinet ziet geen reden daar verandering in te brengen en wil het spoor voor de periode 2025-2035 opnieuw onderhands gunnen aan NS. De Europese Commissie wil daar echter een stokje voor steken en maakt zich hard voor een openbare aanbesteding.

Op 3 oktober schreef staatssecretaris Vivianne Heijnen van Infrastructuur en Waterstaat aan de Tweede Kamer dat een marktanalyse wat haar betreft geen vereiste is op basis van Europese jurisprudentie, of op basis van de PSO-Verordening (public service obligations) of het Vierde Spoorwegpakket. Eurocommissaris Adina Vălean voor Transport is een andere mening toegedaan: onderhandse gunning zou een “ernstig risico op overtreding van het Europees recht” betekenen en zij sluit niet uit dat de Commissie naar de rechter stapt. Volgens Vălean hebben zich al meerdere marktpartijen beklaagd in Brussel.

Hoe dit geschil over een cruciale voorziening van een lidstaat gaat aflopen, zal in de komende maanden moeten blijken. In ieder geval is het een volgend voorbeeld van een interessante trend: de Europese Unie die lidstaten ‘stuurt’ in hun inkomsten en uitgaven. Het gaat dan om nationale begrotingen (niet die van de EU), maar over het uitwerken daarvan hebben zij niet de volledige zeggenschap. Eerder schreven wij hier al over in het dossier ‘De sturende kracht van Brussel’, waarin we de werking van de Europese Meerjarige Financiële Kaders (MFK) onder de loep namen. Toen lichtten we ook het coronaherstelfonds Next Generation EU al uit. Het geld in dat fonds komt van de lidstaten, en om dat geld weer ‘terug te krijgen’ moesten lidstaten een nationaal plan voor het besteden van de beschikbare middelen ter goedkeuring indienen bij de Commissie. Die hanteerde bovendien vaste verdeelsleutels: minstens 37% van de middelen uit het fonds dienen te worden uitgegeven aan klimaat, en minstens 20% aan digitalisering.

Een derde voorbeeld zijn de Important Projects of Common European Interest (IPCEI). Vanwege Europese concurrentievoorwaarden voor de Europese markt mogen EU-lidstaten geen staatssteun verlenen aan commerciële partijen. Omdat de Commissie echter gelooft dat marktwerking op bepaalde terreinen geen uitkomst biedt – met name infrastructuur – heeft het deze IPCEI-projecten in het leven geroepen. Onder de vlag van IPCEI mogen lidstaten dan alsnog subsidie uitkeren aan commerciële partijen, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van cloud- en waterstofinfrastructuur. Ook hier geldt: het gaat om nationale uitgaven, waarvoor in Brussel groen licht moet worden gegeven.

Deze totstandkoming van beleid en overheidsuitgaven op twee fronten maakt belangenbehartiging dynamischer en gecompliceerder. Er bestaat zoiets als belangenbehartiging op nationaal niveau en op Europees niveau, maar steeds vaker kan het ook een wisselwerking zijn: om op nationaal niveau iets gedaan te krijgen loopt de route soms in een of meerdere stadia onvermijdelijk via Brussel. Dit vraagt om een goed begrip van en de juiste informatievoorziening over de politieke en bestuursstructuren op meerdere niveaus, maar met een gelaagde en goed afgestemde aanpak valt een hoop te winnen.

Meer weten over belangenbehartiging in Brussel? Patrick Gibbels is onze man in Brussel. Ga naar schinkelshoekverhoog.com/brussel of neem contact op met Jelle Baartmans. Lees hier meer over onze monitorservice ‘Haagse Signalen’ en ‘Brussels Bites’.

 

Jelle Baartmans, oktober 2022

Jelle Baartmans
foto: Gerhard van Roon