In de Haagse Bode van november schreef ik over de sturende kracht van Brussel. De kern van dat artikel was dat de Europese Unie steeds meer haar stempel drukt op nationale publieke uitgaven. Niet alleen is de omvang van het Meerjarig Financieel Kader van de EU groter dan ooit—zij het nog altijd minder dan 2% van het bnp—maar ook is het aantal terreinen waarop de EU bevoegdheid heeft zienderogen toegenomen. Wat is de rol van de EU in klimaat- en energiebeleid en welke speelruimte heeft kersvers minister voor Klimaat en Energie en zelfbenoemd ‘klimaatdrammer’ Rob Jetten?

Welke terreinen geschikt zijn voor Europese actie en welke aangelegenheden beter bij lagere overheden—van nationaal tot lokaal—belegd kunnen worden, daar valt over te twisten. Het EU-Verdrag kent weliswaar subsidiariteits- en nabijheidsbeginselen, die voorschrijven dat besluitvorming zo dicht mogelijk bij de burger plaatsvindt en niet onnodig naar een hogere overheid wordt getild, maar ook die zijn natuurlijk onderhevig aan interpretatie en discussie.

Jelle Baartmans
Foto: Gerhard van Roon

Als er nu een terrein is dat bij uitstek geschikt lijkt voor grensoverschrijdend beleid, dan is het wel klimaat en energie. CO2-uitstoot terugdringen doe je niet op basis van landsgrenzen en voor onze energievoorziening zijn we op het Europese continent van dezelfde bronnen (van Rusland tot Algerije en van Nigeria tot Qatar)—en van elkaar—afhankelijk. Wie echter het nieuws in Nederland en over de grens volgt, ontdekt niet meteen een logische, transnationale lijn in het klimaat- en energiebeleid. Nederland leek ‘van gas los’ te willen komen, terwijl Duitsland juist een gloednieuwe aardgaspijpleiding rechtstreeks vanuit Rusland aansloot. Het nieuwe Nederlandse kabinet wil twee nieuwe kerncentrales bouwen, terwijl Duitsland en België juist bezig zijn met een kernuitstap en daardoor weer meer aardgas nodig hebben—onder andere uit Groningen.

Toegegeven, dit is niet het volledige verhaal. De EU voert wel degelijk Uniebreed klimaat- en energiebeleid. Dankzij het Europese emissiehandelssysteem (ETS) betaalt de Europese industrie voor haar CO2-uitstoot—steeds meer: het systeem is ingesteld op nul uitstoot in 2057. Het ‘koolstofgrenscorrectiemechanisme’ dat in 2026 ingaat moet zorgen dat ETS niet leidt tot verplaatsing van het probleem naar buiten de EU-grenzen. Ook de interne Europese energiemarkt (gas en elektriciteit) is sinds de introductie van het ‘Derde Energiepakket’ steeds verder geïntegreerd.

ETS en het Derde Energiepakket schrijven echter slechts voor wat de prijs van uitstoot is en hoe de energiemarkten onderling met elkaar verbonden zijn. Hoe de (schone) energie tot stand komt is aan de lidstaten. In het Nederlandse coalitieakkoord valt te lezen dat minister Jetten zal inzetten op extra wind op zee, kernenergie en productie en import van waterstof. Aan de andere kant van de balans worden de gaswinning en het gebruik van houtige biomassa afgebouwd en worden kolencentrales aan banden gelegd. Dat zijn heldere doelen, maar de handen van minister Jetten lijken wel gebonden te zijn. Want ondanks dat beleid bij de lidstaten ligt, confronteren onze keuzes op klimaat- en energiegebied ons juist met de onderlinge afhankelijkheid in Europa.

Ten eerste piept en kraakt het stroomnet omdat de doorontwikkeling daarvan achterloopt op de (gevraagde) belasting daarvan. Het nut van de uitbreiding van wind- en zonne-energie is onlosmakelijk verbonden met de capaciteit van het stroomnet. Wanneer dit ‘vol’ is, is waterstof een optie als energiedrager. Interessant is dat in het coalitieakkoord niet expliciet over groene waterstof wordt gesproken. Waterstof produceren uit elektriciteit van windparken op zee kan een mooie oplossing zijn bij capaciteitsproblemen op het stroomnet en om fluctuaties in weersomstandigheden op te vangen, maar wanneer geïmporteerde waterstof is geproduceerd uit aardgas (‘grijze waterstof’) levert dit geen klimaatwinst op.

Daarnaast wordt Nederland momenteel pijnlijk geconfronteerd met de grillen van de Europese aardgasmarkt. Daar waar met name de Groningers hopen dat het Groningenveld volgend jaar dicht kan, gaf premier Rutte tijdens het debat over de regeringsverklaring vorige week toe dat Nederland contractueel gebonden is aan gaslevering in Duitsland. En ook met België en Frankrijk zijn langlopende contracten over gaslevering afgesloten waar Nederland nog zeker tot 2030 aan gebonden is. Het vorige kabinet heeft ongetwijfeld verwacht dat die leveringen in goed overleg wel zouden kunnen worden afgeschaald. Dat overleg is er ook zeker geweest, maar inmiddels hebben we ook te maken met serieuze externe omstandigheden.

De Europese gasprijs is om verschillende redenen tot grote hoogte gestegen en daar komt nog bij dat Duitsland onder een aantal tegenslagen gebukt gaat die niet helpen om de druk van de ketel te halen. Zo komt een voorgenomen terminal voor de import van vloeibaar gas in Hamburg maar niet van de grond en is de Nord Stream 2 pijpleiding tussen Rusland en Duitsland nog altijd niet geopend. Hoewel Duitsland meermaals heeft aangegeven dat Nord Stream 2 een commercieel project is, koppelde EU-buitenlandchef Josep Borrell de opening van de pijpleiding onlangs nog aan de geopolitieke situatie rond Oekraïne. Het valt niet volledig uit te sluiten dat Nord Stream om politieke redenen voorlopig ongebruikt blijft.

Al met al bevat het Nederlandse coalitieakkoord tamelijk heldere klimaat- en energieplannen, maar de vraag voor minister Jetten is in hoeverre het beleid dat hij moet gaan uitvoeren in de praktijk belemmerd gaat worden. Opmerkelijk is dat uitbreiding van het stroomnet niet wordt vermeld in het coalitieakkoord, ondanks de inzet op meer wind op zee, zon-op-dak en kernenergie. Bovendien kost de bouw van kerncentrales tijd en zal in de tussentijd aardgas en/of waterstof geïmporteerd moeten worden om leveringszekerheid te borgen. Tegelijkertijd valt niet uit te sluiten dat, hoe schrijnend ook, de Groningers wederom van een koude kermis thuis zullen komen wanneer onze buurlanden ons noodgedwongen aan gasleveringscontracten houden. Daar kan Jetten weinig aan doen, dat onderstreept slechts dat klimaat en energie nooit echt nationale aangelegenheden kunnen zijn. Niet de EU, maar wel Europa bindt zijn handen.

 

Jelle Baartmans
januari 2022