Het politieke zomerreces is begonnen. Een goede gelegenheid om na 4 maanden Corona-politiek vooruit te kijken naar ruim 6 maanden Verkiezingen-politiek. Het liefst wil je daarbij ook al speculeren op een nieuw regeerprogramma maar daarvoor zullen we – gelukkig maar – eerst de verkiezingsuitslag moeten kennen. Die kennen we pas op 18 maart.

Maar durven we nog vooruit te kijken of te voorspellen wat er gaat gebeuren? Het virus heeft ons bescheiden gemaakt, het ligt nog steeds op de loer en heeft direct en indirect een groot effect op de behandeling van bestaande en nieuwe vraagstukken. En dan hebben we daarnaast ook nog te maken met een wereldorde die volatiel is, de EU die opnieuw een crisis moet bezweren en een Nederland dat verder lijkt te versnipperen. Van het laatste is de verkiezing van de CDA-lijsttrekker een voor velen onverwacht bewijs. Versnippering als keerzijde van democratie, in optima forma.

Maar wat hebben we als zekerheden wel in handen? Welke ankers stellen ons toch in de gelegenheid vooruit te kijken en te anticiperen?

Ik zet er een paar op een rij: Prinsjesdag, de opstelling van de verkiezingsprogramma’s en de ambtelijke beleidsdossiers voor een nieuw kabinet.

Als de voortekenen niet bedriegen kunnen we van Prinsjesdag het volgende verwachten: een begroting met een historisch groot tekort, geen betekenisvolle nieuwe belastingmaatregelen. Gevoelige beslissingen worden doorgeschoven. Bij de behandeling van de begrotingen kunnen we de eerste campagne-beschietingen verwachten. Wel interessant is of de inhoud van het aangekondigde investeringsfonds (van Wopke en Wiebes) nog iets toevoegt aan de gigantische uitgaven voor bestrijding van de huidige crisis. Zien we de eerste invulling van herstelmaatregelen die tevens het toekomstig verdienvermogen van ons land mee gaan bepalen? Of blijken keuzes die daarin gemaakt moeten worden toch nog te gevoelig en dus van later orde?

Bij veel van de gevestigde partijen is de schrijffase voor de verkiezingsprogramma’s aangebroken. Daarna worden concepten in de ledenkringen en afdelingen besproken. In de periode half oktober tot einde jaar worden de programma’s op de congressen vastgesteld. De vraag is hoe de programmacommissies denken in te moeten spelen op de nieuwe onzekerheden, op een dagende economische crisis en op de vraag: wat is de rol van de overheid in de post-corona tijd op diverse maatschappelijke terreinen? En hoe wordt ‘wat van waarde is’ verdeeld en gehonoreerd? Zien we in de programma’s wellicht schetsen van een nieuw verhaal voor Nederland?

Het lijkt een zekerheid dat er een beweging naar minder marktwerking bij een aantal publieke voorzieningen en kerntaken zal komen.

Voor dat laatste komen de diverse ambtelijke rapporten, die voor een nieuw kabinet scenario’s en voorstellen bevatten, van pas. Mijn collega Jos Engelkes besteedde in de vorige bode al aandacht aan de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen. Tweeduizend pagina’s munitie voor 16 publiek-maatschappelijke thema’s. Het kan niet anders dan dat de gevestigde partijen in deze stapels, waarschijnlijk selectief, zullen winkelen. Vorige week kwam daar het eerste advies van de Studiegroep Begrotingsruimte bij. Een gedetailleerd advies volgt in het najaar. Een betekenisvol signaal met vier ankers voor de programmacommissies.

Het is overigens niet eenvoudig om in de bomen van de ambtelijke rapporten een bos te zien. Kan het alle kanten op, is het inderdaad voor elk wat wils? Belanghebbenden doen er in elk geval goed aan om zich te verdiepen in de voor hem of haar relevante ‘heroverweging’. Het gedachtengoed van de ambtelijke werkgroepen is doordacht en zal op enig moment, wanneer de omstandigheden dat vragen, in ministeriele plannen concreet worden.

Ik wens u een prettige vakantie.