Rondom en op de EU-top in juli over de veelbesproken nieuwe meerjarenbegroting, inclusief Europees Herstelfonds, bleek nog maar eens hoe moeilijk het is om in een unie van 27 soevereine staten overeenstemming te bereiken over ingrijpende onderwerpen, en hoe moeilijk het voor Nederland is om zich serieus te laten gelden in Brussel. De posities van verschillende lidstaten lagen mijlenver uit elkaar, waarbij met name de tegenstellingen tussen het calvinistische Nederland en de schuldenaar Italië werden belicht in de media.

Jelle Baartmans
foto: Gerhard van Roon

‘Il dottor strarigore’ (‘De extreem strenge dokter’) stond er groot boven een interview met premier Rutte in de Corriere della Sera van 3 juli. Het Duitse Der Spiegel sprak over ‘Europas Mr. Nee, nee, nee’ en The Economist noemde Rutte een ‘unconvincing villain’. Onze premier werd in Europa het gezicht van de ‘Vrekkige Vier’—Nederland, Denemarken, Oostenrijk en Zweden—die samen optrokken tegen het Frans-Duitse plan voor een herstelfonds van 500 miljard euro, bedoeld om de Europese economieën weer aan te jagen na de coronacrisis.

Toch beklijft achteraf onder velen het gevoel dat de soep niet zo heet wordt gegeten als zij door Rutte werd opgediend. Met een toezegging voor 209 miljard euro aan giften en leningen voor zijn land op zak kraaide de Italiaanse premier Conte publiekelijk victorie. In Nederlandse media vroeg men zich af wat Nederland nu eigenlijk had bereikt op de EU-top. NRC constateerde: ‘Van Den Haag had Rutte nog vaker ‘nee’ moeten zeggen in Brussel’. Ook in het Kamerdebat van 9 september over de top werden kritische noten gekraakt aan het adres van de premier.

In het contrast tussen de buitenlandse berichtgeving over Rutte voorafgaand aan de EU-top enerzijds, en de binnenlandse ontevredenheid over de uitkomst van de top anderzijds, zit de crux. Dat Nederland de kar der zuinigen moet trekken is nieuw. Voorheen trokken we in Brussel voor veel zaken dankbaar op met de Britten. Zonder hen aan onze zijde is het moeilijker geworden om tegenwicht te bieden aan de grote lidstaten Frankrijk, Italië, en Spanje, landen die op economisch gebied niet zelden ander beleid voorstaan dan Nederland. Zelfs onze oosterburen zaten bij de top van juli op een andere golflengte. Dreigen onze belangen in Europa onder te sneeuwen?

Niet per se. De EU-top wekte wellicht de indruk dat Rutte, slechts gesteund door drie andere lidstaten, een roepende in de woestijn is als het gaat om fiscaal beleid. Dat Nederland, als braafste jongetje van de klas, lijdzaam toeziet hoe de staatsschulden in de EU de spuigaten uit lopen. Dat is echter niet de realiteit. Finland sloot zich na verloop van tijd voorzichtig aan bij de ‘Vrekkige Vier’. Daarnaast zal een aantal andere lidstaten op de achtergrond stiekem sympathie hebben gevoeld voor ‘Mr. Nee, nee, nee’: bijna alle landen uit het voormalige Oostblok hebben een lagere staatsschuld dan Nederland. Zij hebben gezonde economieën die normaliter keurige groeicijfers kunnen overleggen. Hun economische visie staat bovendien veel verder af van de Italiaanse en Spaanse dan van de Nederlandse. De enige reden dat deze landen in Centraal- en Oost-Europa nu, net als Italië en Spanje, belang hebben bij goedgevulde EU-fondsen, is dat ze vanwege hun relatief lage welvaart kunnen rekenen op veel ontwikkelingsgeld vanuit Brussel.

Een blik in de toekomst laat echter zien dat de oostelijke lidstaten met rasse schreden de welvaartsniveaus van Zuid- en West-Europa naderen. Met iedere EU-meerjarenbegroting zijn ze welvarender, en worden de subsidies vanuit Brussel derhalve minder. Het punt waarop landen als Polen, Tsjechië, en de Baltische Staten—die nu nog graag uit de Cohesiefondsen tappen—net als Nederland belang hebben bij een sobere EU-begroting, komt steeds dichterbij. De kans is groot dat de strenge Nederlandse visie op fiscaal beleid dan weerklank zal vinden bij een groot aantal lidstaten. Zo zijn het de katholieken en orthodoxen in Oost-Europa die het economisch calvinisme moeten redden in de Unie.

Jelle Baartmans studeerde East European Studies aan de Universiteit van Bologna en is sinds kort werkzaam bij Schinkelshoek & Verhoog.