Gebutst en gehavend begint het kabinet aan de slotronde.
Volgende week, Prinsjesdag, begint het nieuwe parlementaire seizoen, de laatste etappe op weg naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Mark Rutte’s derde coalitie, een centrum-rechtse combinatie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie, vertoont veel kleerscheuren. En dat belooft niet veel goeds.

Jan Schinkelshoek
Foto: Nils van Houts

Het is niet alleen minister Ferd Grapperhaus (CDA, justitie) die veel schade heeft opgelopen. Ook vice-premier Hugo de Jonge (chef corona, ook CDA) ligt permanent onder vuur. Hetzelfde geldt voor de andere vice-premier Carola Schouten (landbouw), die erg veel van het aanvankelijke krediet heeft verspeeld.
Al die blikschade wordt niet gecompenseerd door ministers als Ollongren (ook vice-premier), Ank Bijleveld (Defensie), Stef Blok (Buitenlandse Zaken) of zelfs Eric Wiebes (Economische Zaken). Sommige bewindslieden zijn al blij dat ze het politieke leven nog hebben. En de rest doet ogenschijnlijk z’n best zich stil te houden.
Eigenlijk alleen de minister-president is grotendeels schadevrij. Mark (‘teflon’) Rutte bewijst dat zijn opgebouwde, beproefde reputatie – de eend waar druppels van af glijden – klopt.

Het hoort er natuurlijk bij. Geen ministersploeg haalt het einde zonder slijtageplekken. Gedeeld leed heeft ook een samenbindende werking. En in het zicht van de eindstreep kan geen van de gehavende bemanningsleden zich veel kattenkwaad permitteren.

Maar in Rutte’s derde kabinet ligt het toch een tikkeltje ongemakkelijker.
Dat heeft niets te maken met de samenstelling van de coalitie. Er zijn er die het merkwaardige samengestelde centrum-rechtse gezelschap van meet af aan een kort leven voorspelden. Maar die zwakte bleek juist de kracht. Het dwong de deelnemers te bewijzen dat men wel iets in de mars had. Na een aarzelende start werden aardige successen geboekt. Er is toch maar een klimaatakkoord tot stand gekomen, plus een pensioenakkoord. Ook de stikstofcrisis versterkte, merkwaardigerwijs, de samenhang. Niemand wilde zich door boze boeren de les laten lezen.

Ook de coronacrisis werkte in het voordeel van de coalitie. Zeker de eerste paar weken. Ook binnen het kabinet was het rallying round the flag. Maar ook in dat deel van het Binnenhof begint de stemming om te slaan. Hebben we het wel zo goed gedaan? Hebben we het wel in de hand?

Die opkomende twijfel wordt versterkt door de naderende verkiezingen. Elk van de vier coalitiepartijen moet uiterlijk op 17 maart met het water naar de dokter. En niet iedereen is er even gerust op. Het CDA, toch al een tijdje kwakkelend, is er in geslaagd zich binnen een paar weken lelijk te verwonden. D66 kampt met een onzichtbaarheidsprobleem, versterkt door een onbeschreven blad als lijsttrekker. De VVD weet zich helemaal afhankelijk van Rutte, een belangrijke troef die zich vanaf Prinsjesdag mikpunt van alle kanten weet. En de ChristenUnie koestert de luwte.

Het grootste politieke risico van Rutte III zit in het kabinet zelf. Er zitten elke vrijdag in de Trêveszaal drie lijsttrekkers aan tafel, politieke leiders die elkaar op weg naar 17 maart stevig zullen beconcurreren. De Jonge moet wat, net als Sigrid Kaag die zich uitdrukkelijk opwerpt als ‘nieuwe leider’. Dat vergt heel wat van Rutte’s acrobatische kunst: al die ballen in de lucht houden en tegelijkertijd zijn eigen politiek profiel aanscherpen.

Zo’n kabinet vol gebutste bewindslieden, partijleiders met profileringsdrang en onzekere coalitiegenoten die zich moeten bewijzen – dat zal op weg naar de Kamerverkiezingen nog heel wat spektakel opleveren. Misschien halen ze maart wel niet.

Jan Schinkelshoek
Den Haag, september 2020