Gosse Bosma, geassocieerd partner van Schinkelshoek & Verhoog, breekt een lans voor filantropische organisaties in crisistijd. Terwijl de bestrijding van het virus grote delen van de economie ontwricht, schieten nieuwe initiatieven de grond uit. Toch kan ook deze sector steun van de overheid gebruiken…

Niets en niemand lijkt aan de Corona-crisis te ontkomen. Naast de directe impact op de gezondheid van velen, zijn de gevolgen van de lock-down, hoe intelligent die ook is, enorm en ingrijpend. De bestrijding van het virus ontwricht grote delen van economie en samenleving.

Maar we zien ook een Nederland met een grote veerkracht, creativiteit en met een grote bereidheid om te helpen. Vele maatschappelijke initiatieven schieten uit de grond, bestaande organisaties verleggen hun activiteiten om de nieuwe Corona-nood te lenigen, er zijn spontane acties om zorgpersoneel te ondersteunen, eenzaamheid van ouderen krijgt extra aandacht.

Nederland heeft een rijke traditie van een ‘burgersamenleving’ (civil society), waarin mensen zich organiseren om samen iets te bereiken. Niet in de eerste plaats naar de overheid wijzen om een probleem op te lossen.

Ons land kent ca. 350.000 verenigingen en stichtingen. Daaronder bevinden zich vele, die zich heel gericht hard maken voor de oplossing van een maatschappelijk probleem of een ideaal. Klein en groot, het draaien van een buurtcentrum, het beheer van grote natuurgebieden, eerste hulp bij evenementen, mensenlevens redden op zee, dierenasielen, onderhoud van onze molens, financieren van gezondheidsonderzoek, kunst en cultuur mogelijk maken.

Alles wat we als samenleving van waarde vinden, getuige de in normale omstandigheden robuuste steun in geld, tijd en kennis van onze bevolking. Daarmee hebben het over een sector van goed doen, de filantropische sector, met meer dan 40.000 organisaties, gebouwd door en op vrijwilligers en met de actieve steun van de Nederlandse burger. In die sector zijn ook vele professionele krachten werkzaam, naar schatting 15.000.

Maatschappelijke waarde die naast de overheid en de (commerciële) markt is georganiseerd. Ook of juist in Corona-tijd zien we de grote waarde en de rijkheid van dat burgerinitiatief. In zwaar weer proberen duizend bloemen nog steeds te bloeien.

Er zijn echter wel grote zorgen en beperkingen. De publieke ruimte is niet meer vrij beschikbaar en veel acties en evenementen voor het verwerven van steun zijn sinds enige tijd en voorlopig niet mogelijk. Steeds duidelijker wordt dat veel organisaties wel wat steun van de overheid kunnen gebruiken in deze crisistijd.

Bij de wording van het steunpakket van de overheid ging het primair om de economie, continuïteit van bedrijven en werkgelegenheid. De ondernemers, veelal werd het MKB genoemd, moesten worden gesteund, terecht. Bestaanszekerheid van verreweg het grootste deel van de beroepsbevolking is immers afhankelijk van de productie van goederen en diensten in de vrije markt.

Zoals wel vaker komen bepaalde sectoren dan op het tweede plan. Daarmee doel ik niet op de overheidsdiensten en de daarin werkende ambtenaren. Die zijn veelal onderdeel van de nu noodzakelijke oplossing en, met een financieel robuuste overheid, relatief veilig in en na de storm. Ik doel dan op sectoren met primair een maatschappelijk nut, die voor hun inkomsten grotendeels afhankelijk zijn van de vrije keuze en steun van het publiek.

Het zou goed zijn bij de steunverlening oog te hebben voor deze maatschappelijk waardevolle sectoren. Zeker als die, zoals nu tijdens de Coronacrisis, de helpende hand bieden en na de crisis op volle kracht hun maatschappelijke rol moeten kunnen voortzetten.