Terwijl formateur Mark Rutte morgen zijn kandidaat-ministers naar buiten brengt trekken de kruitdampen op en dient zich de hamvraag aan; waar staat de hernieuwde coalitie voor? En; wie geven dat beleid smoel? Het korte antwoord: we maken kennis met het kabinet-Kaag I. Langs drie lijnen zal ik deze stelling onderbouwen.

Kees Verhoog © 2017
Foto: Nils van Houts

Om te beginnen het beleid en de prioriteiten die we konden lezen in het coalitieakkoord. Zoals in verschillende commentaren al viel te lezen ademen inhoud en toonzetting het D66-verkiezingsprogramma. Te denken valt aan de ambities op de terreinen Europa, klimaat en onderwijs.

Ten tweede de macht van de meerderheid. Die staat of valt met voldoende steun in de Eerste Kamer. Daar ontmoet de coalitie opnieuw PvdA en GroenLinks, die door VVD en CDA in de formatie eerder werden afgeserveerd. Beide centrum-linkse partijen zullen veel wisselgeld eisen in ruil voor steun aan kabinetsplannen en daarmee aan deze coalitie. Andere meerderheden in de Senaat zijn voor het geheel van deze coalitie al gauw onacceptabel.

De derde lijn betreft de samenstelling van het kabinet. In het algemeen zet de ontwikkeling zich voort dat politieke partijen steeds meer marketingmachines zijn onder leiding van politieke managers. Die rekruteren voor Kamer en kabinet uit een reservoir van medewerkers, opgekweekt in ondersteunende functies. In het bijzonder gaat dit op voor VVD en CDA. Dit vergt enige toelichting.

De voormannen van VVD en CDA zijn tamelijk kleurloos en hebben in het verleden sympathie geuit voor D66 en haar gedachtegoed. Beide achterbannen vertonen tekenen van vervreemding: zijn dit de mensen die ons geluid vertegenwoordigen? De frase ‘Nederland compromissenland’ kennen we wel, maar zit het compromis met zulke vertegenwoordigers niet al op voorhand ingebakken?

Waar de VVD eerder nog uitgesproken en eigenzinnige types in stelling bracht, lijkt de gemiddelde VVD’er sinds de start van het afgelopen kabinet eerder op een opgewaardeerde ‘tassendrager’ van de minister-president. Bovendien zit in het aanstormende kabinet een flinke scheut Amsterdamse VVD die sowieso al meer naar het links-liberale neigt.

Het CDA schoof voor Rutte III nog enkele gezichten met een min of meer eigen profiel naar voren. Van de blijvers is het profiel verbleekt. De vraag is of niet hetzelfde op zal gaan voor de nieuwkomers, waarvan een deel al partijprominent was rond de millenniumwisseling.

Bovendien zet het CDA in op beleid (eerst studiebeurs, nu woningmarkt) en kabinetsposten die de vraag oproepen of de (sterk vergrijzende) achterban daarmee geholpen is en/of zich daarin herkent. Op z’n minst twijfelachtig blijft haar potentie op het aanboren van nieuwe kiezersgroepen.

Over de nieuwe inbreng van de ChristenUnie valt misschien nog wat minder te zeggen dan tijdens Rutte III.

D66 drukt ook met de eigen bewindslieden een nadrukkelijk stempel op het nieuwe kabinet. Een deel van de bewindslieden komt van buiten en heeft een zeker gezag in de eigen professionele achterban. D66 lijkt zich ook terdege bewust van de af te schermen kwetsbaarheid tegenover in het bijzonder GroenLinks. Ze zet ook daarom bijvoorbeeld in op een ambitieus klimaatbeleid en geeft de uitvoering daarvan in handen van een door de VVD bestempelde klimaatdrammer.

Met de posten in het kabinet breekt D66 in op de machtspositie van VVD en CDA. In overtreffende trap doet Sigrid Kaag dit door in de voetsporen van Wim Kok vicepremier op het ministerie van Financiën te worden. Bovendien heeft zij zowel in bijvoorbeeld haar H.J. Schoo-lezing als in de verkiezingscampagne blijk gegeven van een zoektocht naar een samenbindend alternatief voor populistisch rechts: een begin van visie die zowel bij Rutte als Hoekstra node wordt gemist.

Duidelijk is dat Kaag zich als schaduwpremier klaarmaakt voor het Torentje en hiervoor de beste uitgangspositie in de wacht heeft gesleept uit de kabinetsformatie. De VVD na Rutte en het CDA dat maar niet uit de verf wil komen hebben het nakijken. Zo bezien was hun afscheid van GroenLinks en PvdA uitstel van executie.

Kees Verhoog, 1 januari 2022