Onderwijs. Zo belangrijk, maar toch altijd geld tekort. Onderwijsvernieuwingen die het allemaal nog ingewikkelder maken en leraren die op het Malieveld hun wanhoop uiten over de te hoge werkdruk: de roep om extra geld voor onderwijs is ons zo bekend dat het voelt als een kras in de plaat. En toen kwam corona. Na al die jaren gaat nu toch de beurs open: 8,5 miljard euro wordt de komende 2,5 jaar geïnvesteerd in het onderwijs!

Ministers Slob en Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) hebben dankzij de coronacrisis een ongekend bedrag gekregen om te investeren in het onderwijs. Met hun steunprogramma voor herstel en perspectief hopen ze de achterstanden die door de Crisis zijn opgelopen zo goed als mogelijk weg te werken. Nog beter zou het zijn als we “de positieve ervaringen van de afgelopen periode, die er ook zijn, benutten voor de ontwikkeling van ons onderwijs. Hiermee wordt tegelijkertijd een basis gelegd voor structurele verbeteringen in het onderwijs” (Kamerbrief ‘Nationaal Programma Onderwijs’ d.d. 17 februari).

Scholen in het primair en voortgezet onderwijs moeten voor de zomer in kaart brengen wat de achterstanden zijn en moeten daarna uit een keuzemenu van effectief bewezen interventies (zie: Lijst van vragen vaste commissie OCW over ‘Nationaal Programma Onderwijs’ d.d. 19 februari) een plan opstellen over hoe ze deze achterstanden gaan wegwerken. Voor het hoger onderwijs worden studenten tegemoetgekomen door onder andere het halveren van het collegegeld, een extra jaar OV-vergoeding, en investeringen in “extra handen voor de klas,” om aan de grotere instroom en langere verblijfsduur van studenten te voldoen.

Zo veel geld naar onderwijs is een novum en komt met een verantwoordelijkheid. De looptijd van het Nationaal Programma Onderwijs is 2,5 jaar. Duidelijk is dat het in eerste instantie bedoeld is om de achterstanden van de coronacrisis weg te werken. Dit kan echter niet los gezien worden van de problemen die voor de crisis al leefden in de onderwijssector. Hoe is dit bedrag zo efficiënt mogelijk te besteden? Kan dit structurele verbeteringen teweeg brengen? En kunnen de achterstanden en problemen van voor de coronacrisis hier ook baat bij hebben?

Het aangekondigde Programma Onderwijs roept veel vragen op, ook in de Tweede Kamer. Kunnen scholen de achterstanden wel tijdig in kaart brengen, als ze voor de zomer hun plannen in moeten dienen? Met de reeds hoge werkdruk bestaat het gevaar dat dit een haastklus wordt. En waarom moet het programma van zo korte duur zijn? Kan je in 2,5 jaar een echt blijvend effect teweeg brengen? Als je nieuwe mensen mag aannemen, moeten die er na 2,5 jaar dan weer uit? En waar haal je deze mensen eigenlijk vandaan? Er was toch een lerarentekort? Hoe is het toezicht op de besteding geregeld? En hoe wordt de effectiviteit van de keuzes die scholen gaan maken achteraf geëvalueerd?

De uitrol van het programma is nog niet in steen gebeiteld. Dat is een bewuste keuze van de ministers omdat zij scholen de kans willen geven op maatwerk. Dit geeft ook de mogelijkheid om structurele problemen nu eens goed aan te pakken. Problemen die voor corona bestonden zijn door de crisis misschien versterkt, en kunnen daarom nu deel uitmaken van de ingediende voorstellen. Hier zal het de komende maanden om draaien. Hoe kan deze 8,5 miljard het effectiefst besteed worden? En wie heeft hiervoor de beste pitch?

En dan is het ook nog verkiezingstijd. Wat betekent dat voor dit programma, opgesteld door twee demissionaire ministers, een paar weken voor het land naar de stembus gaat? Onderwijs is voor veel partijen een belangrijk thema in hun verkiezingsprogramma. En nu is er opeens veel geld beschikbaar voor onderwijs. Het doel om de ‘corona-achterstanden’ weg te werken is voor iedereen helder, maar misschien willen sommige partijen hier nog een eigen dimensie aan geven? Werk aan de winkel voor alle belangenbehartigers. Hier liggen kansen, met dank aan corona, om de kras uit de plaat te krijgen en deze investering in het onderwijs langdurig te laten doorwerken.

Sonja Volten, februari 2021