In 1947 begon in Nederland de traditie van ‘het koffertje’ op Prinsjesdag. Het uitspreken van de Troonrede door de koning en het aanbieden van de Miljoenennota aan de Tweede Kamer door de minister van Financiën is een van de ankerpunten in het parlementaire jaar—en daarmee in ons democratische stelsel. Het is een van de dingen waarover middelbare scholieren al leren, zo herinner ik mij nog. De Rijksoverheid maakt voor scholen speciale Miljoenennotaposters, compleet met handleiding voor docenten.

De reden dat we onze schoolgaande jeugd vertellen over de Miljoenennota ligt voor de hand. De Miljoenennota raakt aan de essentie van een overheid: aan welke zaken spendeert de staat geld en hoe worden die uitgaven gefinancierd? De Miljoenennotaposter biedt ook in één oogopslag inzicht in de raison d’être van belangenbehartiging: er is slechts zoveel te verdelen en iedereen wil een graantje meepikken—een klassieke zero-sum game.

Langzaam maar zeker is de situatie echter wat gecompliceerder geworden. De Rijksbegroting is allang niet meer het enige relevante document als het gaat om nationale publieke uitgaven. Ook in Brussel wordt besloten waaraan in Nederland publiek geld—grotendeels wel geïnd door de Rijksoverheid—wordt besteed. Dat is niets nieuws, maar wordt wel steeds belangrijker, zowel voor de scholieren als voor de belangenbehartigers.

Dat zit zo: sinds jaar en dag functioneert de Europese Unie op basis van zogeheten Meerjarig Financieel Kaders (MFK’s). Dat zijn kaders die voor een periode van minimaal 5 jaar de Europese uitgaven op hoofdlijnen vastleggen. De jaarlijkse EU-begroting is gehouden aan de bepalingen vastgelegd in het MFK. Die schrijven voor aan welke zaken de EU geld uitgeeft, zoals aan landbouw, infrastructuurprojecten of het Europees Sociaal Fonds.

Via het MFK is de Europese Unie een schakel geworden in nationale uitgaven: lidstaten dragen geld af aan Brussel en kunnen dat vervolgens via het MFK weer terugkrijgen in de nationale economie. De EU stelt wel voorwaarden aan de MFK-uitgaven. Een van de bekendste voorbeelden en grootste uitgavenposten van de EU is het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), dat boeren inkomenssteun biedt, maar wel pas wanneer zij voldoen aan specifieke voorwaarden op het gebied van onder andere duurzaamheid, volksgezondheid en dierenwelzijn. Overigens zet de EU dit conditionaliteitselement ook in om meer algemene doelen te bereiken. Litouwen werd in de onderhandelingen over toetreding tot de Unie gedwongen zijn enige kerncentrale—goed voor 70% van de elektriciteitsvoorziening—te sluiten, deels op eigen kosten, omdat de EU deze onveilig achtte (de centrale was van hetzelfde type als die in Tsjernobyl). Sinds 1 januari 2021, de ingangsdatum van het MFK 2021–2027, kunnen EU-uitgaven aan een lidstaat worden opgeschort wanneer die de beginselen van de rechtsstaat niet respecteert.

De omvang van de MFK’s is relatief klein: rond de 1% van het bruto nationaal product (bnp) van de EU. Niettemin is een gestage groei waarneembaar. Het MFK 2021–2027 komt uit op circa 1,1% van het bnp—iets groter dan het vorige MFK wanneer we rekening houden met Brexit. Dat is echter exclusief het Europese coronaherstelfonds Next Generation EU van meer dan €800 miljard. Hoewel getiteld herstelfonds is Next Generation EU niet direct gerelateerd aan de pandemie. Om aanspraak te maken op geld uit dit fonds moeten lidstaten bij de Europese Commissie (EC) een nationaal plan indienen waarin is uitgewerkt hoe zij dat geld gaan besteden. Vastgelegd is dat ten minste 37% van de uitgaven uit het nationaal plan moeten worden besteed aan het klimaat en minstens 20% aan digitalisering. In het geval van Nederland gaat dat om respectievelijk €2,2 miljard en €1,2 miljard.

Nederland heeft als enige lidstaat zijn nationaal plan nog niet ingediend. Dat heeft alles te maken met het uitblijven van een missionair kabinet. Wel heeft het demissionaire kabinet onlangs als handreiking aan een nieuw kabinet een ruwe schets gemaakt met mogelijke investeringen. Daarin valt te lezen: “Op het terrein van digitaal zijn nog geen geschikte hervormingen geïdentificeerd”. In Den Haag weet men dus dat er een zak geld klaar ligt, maar moet men daar eerst nog een bestemming voor zien te vinden die voldoet aan de ‘toewijzingssleutel’ van de EC.

In dezelfde handreiking staat ook dat de Commissie “in informele gesprekken heeft aangegeven […] dat ambitieuze hervormingen op het terrein van met name woningmarkt en arbeidsmarkt nodig zijn om het [nationaal plan] te kunnen goedkeuren.” Naast formele zijn er dus ook informele voorwaarden.

Hoewel Next Generation EU is gepresenteerd als een eenmalig fonds maakt het wel deel uit van het MFF 2021–2027, dat daarmee in totaal uitkomt op circa 1,8% van het bnp van de EU. Gezien de aard van de bestedingen (klimaat en digitalisering) is het niet ondenkbaar dat een soortgelijk fonds in de toekomst onder een andere noemer wordt voortgezet. Niet alleen gaat daarmee het ‘Brusselse aandeel’ in nationale publieke uitgaven omhoog, maar ook heeft het proces van conditionaliteit er een nieuw element bij gekregen: het indienen van een nationaal plan bij de Commissie om toegang te kunnen krijgen tot het geld dat klaarligt. Voor belangenbehartigers betekent dit in toenemende mate dat men op twee fronten geïnformeerd en actief moet zijn: in Den Haag, en in Brussel.

 

Jelle Baartmans, november 2021

Meer weten over belangenbehartiging in Brussel? Patrick Gibbels is onze man in Brussel. Ga naar schinkelshoekverhoog.com/brussel of neem contact op met Jelle Baartmans.

Jelle Baartmans
foto: Gerhard van Roon