Het woord dat de laatste tijd het beeld van de Nederlandse politiek bepaalt is: wantrouwen. Ministers die elkaar niet vertrouwen; Kamerleden die ministers niet vertrouwen; burgers die de overheid niet vertrouwen; burgers die de media niet vertrouwen. En ook de rechterlijke macht ligt onder vuur. Het wantrouwen wordt gevoed door twee oorzaken: gebrek aan informatie en slechte uitvoering van beleid. De toeslagaffaire is het laatste voorbeeld van beide. Maar ook het wantrouwen van de mensen in Groningen wordt veroorzaakt door slechte uitvoering van de gemaakte afspraken en gebrekkige informatie. Er is ons land veel werk aan de winkel: het volgende kabinet staat voor een gigantische klus.

Het zal overigens ook een krankzinnige klus worden om dat kabinet te formeren. Er zijn nu 15 partijen die volgens de peilingen een kans maken op een of meer zetels in de Tweede Kamer. Als alle partijen het aantal zetels krijgen waarvan zij dromen moet het aantal Kamerleden worden verdubbeld en dat lijkt me geen goede gedachte. Een stemadvies past mij niet maar ik hoop dat de kiezer ziet welke partijen ons land groot hebben gemaakt. Al zullen velen de gevestigde partijen ook verwijten dat veel van de huidige problemen ook door die partijen zijn veroorzaakt. Maar ons land heeft een stabiele regering nodig die kan rekenen op een meerderheid in de Tweede Kamer.

Dat kan overigens ook heel goed een wisselende meerderheid zijn. Wij hebben in Nederland geen ervaring met minderheidskabinetten. In Scandinavische landen en Nieuw-Zeeland hebben ze daar wel ervaring mee en dat werkt niet slecht. Een minderheidskabinet zal bij iedere maatregel moeten zoeken naar meerderheden in de volksvertegenwoordiging. De macht van de Tweede Kamer wordt daarmee aanzienlijk versterkt. Ook oud-Kamervoorzitter Gerdi Verbeet vond dat enkele jaren geleden geen slecht idee. Het zou ook een eind maken aan het probleem dat veel volksvertegenwoordigers zich door de achterkamertjespolitiek van dit kabinet buitenspel gezet voelen. Ook de transparantie van het doen en laten van de overheid wordt zeer bevorderd—het kabinet zal veel opener moeten zijn als het een meerderheid wil halen. Maar wie moeten zo’n minderheidskabinet gaan vormen? Niemand zal die constructie willen met de PVV. Ik denk aan de partij die als grootste uit de stembus komt plus de partij die de grootste winst heeft geboekt.

Welk kabinet er ook komt, de hoofdtaak zal worden: het terugwinnen van het vertrouwen in de samenleving. In de kabinetsreactie op het rapport ‘Ongekend onrecht’ geeft het kabinet aan de controle op de uitvoering te willen versterken en de communicatie te verbeteren. In mijn vorige column in de Haagse Bode heb ik aangegeven dat ook de Tweede Kamer hier een rol heeft: trek het land in, organiseer hoorzittingen om van alle betrokkenen te vernemen hoe het staat met de uitvoering van het beleid. Op het gebied van de openheid heeft dit kabinet geen goede naam. Het woord ‘Rutte-doctrine’ is niet voor niets uitgevonden. De Leidse hoogleraar Wim Voermans heeft uitgerekend dat in de afgelopen 20 jaar kabinetten de Tweede Kamer 67 keer onjuist of onvolledig hebben geïnformeerd. Onder de kabinetten-Rutte was dat 41 keer. Het kabinet belooft nu beterschap, maar die zal dan van het volgende kabinet moeten komen. Meer transparantie is al vele malen beloofd maar vaak kwam er weinig van terecht. Veel ambtenaren hebben weinig waardering voor politici. “Laat ons nou lekker ons werk doen.” Bewindspersonen worden gezien als passanten en Kamerleden zijn lastig en willen alleen maar scoren.

De enige oplossing is dat we nu eens echt vastleggen wat wel en niet openbaar is. Ik ben er om te beginnen voor dat alle adviezen die de ministeries krijgen van adviesclubs per direct openbaar worden en niet op een moment dat het de minister goed uitkomt—en uiteraard mag zo’n advies helemaal nooit in de onderste la terechtkomen, uit het zicht van de minister. Ook ‘georganiseerde’ adviezen van ambtenaren—zoals die van de secretarissen-generaal—moeten openbaar worden. De Kamer heeft daar recht op, zodat inzichtelijk is op basis van welke adviezen welke afwegingen gemaakt zijn. Wat zogenoemde ‘persoonlijke beleidsopvattingen van individuele ambtenaren’ betreft; hiervoor zou je een goede definitie moeten maken. Een topambtenaar die tijdens een etentje de minister een advies geeft hoeft daarvan geen verslag aan de Kamer te doen. Maar de afgelopen jaren is het begrip ‘persoonlijke beleidsopvatting’ tot in het absurde opgerekt.

Zo kunnen we het vertrouwen tussen Kamer en kabinet herstellen.

Maar de grootste opgave ligt bij het terugverdienen van het vertrouwen van de burger. Daar is meer voor nodig.

Ten eerste—zoals al hier en daar doorklinkt—het herijken van de relatie overheid–markt. Er is zo veel schade aangericht doordat de overheid te veel zaken die cruciaal zijn voor het functioneren van een samenleving heeft overgelaten aan marktpartijen. Het volgende kabinet zal daarmee echt aan de slag moeten.

Ten tweede: beperk de rol van de managers bij de overheid. Geef de professionals weer het laatste woord—zij kennen de inhoud en snappen veel beter wat het belang is van de burgers. En in relatie hiermee: hou op met het wisselen van de topambtenaren om de paar jaar. De Algemene Bestuursdienst (ABD) constructie moet drastisch worden veranderd. Aan de toppen van ministeries moeten weer inhoudelijk deskundigen komen en niet alleen managers.

Ten slotte: ambtenaren zijn er om de burgers van dit land te dienen; niet de bureaucratie. Leer hen dat.

Jaap van der Ploeg, januari 2021