Je zult maar Kamerlid zijn.
Zeker, het is nooit een simpel baantje geweest. Er worden zo veel uiteenlopende, zelfs tegenstrijdige eisen aan Kamerleden gesteld dat je het zelden goed kan doen. Maar met het verloop der jaren wordt het er niet eenvoudiger op. Soms lijkt het zelfs ondoenlijk.

Geen gejeremieer graag. Een Kamerlid, een volksvertegenwoordiger, is per definitie de Kop van Jut. Wie er voor kiest om het volk in Den Haag te vertegenwoordigen, komt klem te zitten tussen wat kan en wat moet. Aan de ene kant treed je op namens het Nederlandse volk, aan de andere kant moet je soms regelrecht tegen wensen van ook je eigen kiezers ingaan. Je kunt het niet iedereen naar de zin maken. Sterker nog: maar al te vaak moet je een ogenschijnlijke meerderheid trotseren. Om verschillende, uiteenlopende redenen: omdat het tegen de eigen opvattingen indruist, omdat het te duur is, omdat het gewoon een slecht idee is of omdat een breed draagvlak ook wat waard is.

Ja, dat brengt spanningen met zich mee. Je wordt soms een paar keer per dag verrot gescholden. Of erger. Wie er niet tegen kan, moet geen volksvertegenwoordiger willen worden.

Jan Schinkelshoek
Foto: Nils van Houts

Met het verstrijken van de jaren wordt van Kamerleden, met name leden van de Tweede Kamer, meer gevraagd dan een stevige ruggengraat. Steeds meer worden Kamerleden op zichzelf teruggeworpen. Eenmaal gekozen, moeten ze het maar zien te redden. En ziet men zich gedwongen terug te vallen op platte overlevingstechnieken.

Opgejaagd en voortgejaagd, grijpt een steeds groter deel naar wat oud-premier Ruud Lubbers al weer heel wat jaren geleden de ‘overtreffende trap’ noemde. Om de aandacht te trekken, bedien je je van steeds grotere woorden. Sommigen maken er een sport van, anderen verheven provocatie tot de hoogste kunst. Tot ver over grenzen. Maar ook wie zich niet op de flanken beweegt, ontkomt er niet aan om zich kras uit te drukken, aandachttrekkende proefballonnen op te laten, al te gemakkelijke moties in te dienen.

Wat zich in de buitenwereld afspeelt, werkt natuurlijk niet mee. Het maatschappelijke debat verhardt zienderogen, zoals alleen al discussies rondom de coronacrisis laten zien. Dat radicaliserende tegengeluid is tot diep in de Tweede Kamer doorgedrongen. Je wordt er als vanzelf ingezogen.

Die ontwikkeling—je kunt het ook verruwing noemen—is al een tijdje gaande. Er zijn regelmatig pogingen ondernomen om al dan niet via parlementaire zelfreflectie de Tweede Kamer te bewegen tot meer ingetogenheid. Dat loopt steeds weer vast op het onderliggende probleem dat Kamerleden zich maar moeten zien te redden. Je runt in de catacomben van het Kamergebouw een eenmanszaakje.

Jarenlang was het Kamerlidmaatschap ingebed in een stevige, solide partijstructuur. Achter je stond een partij, soms een grote volkspartij, die wist wat ze wilde. Ook door de ontzuiling is er van die partijen niet veel meer over. En niemand kan meer vertellen waar ze voor staan. De christendemocratie verkeert al evenzeer in een crisis als de sociaaldemocratie. En ook Rutte’s liberalisme vervaagt. Zeker sinds 1994 zijn kiezers zo weinig honkvast dat niemand aan het Binnenhof zich meer zeker waant. Dat vreet aan het modale Kamerlid. Binnen vier jaar kun je zo maar weer op straat staan. ‘Elke dag vecht ik voor mijn leven’, zei een Kamerlid me vorige week—een tikkeltje dramatisch. Maar zij wilde zich verontschuldigen voor alle ‘stunts en stuntjes’. Er geldt een harde wet aan het Binnenhof: wie niet gezien is, is weg.

Dat trekt z’n sporen. Specialisten—parlementariërs die alles weten van pensioenen, belastingen, onderwijs, gezondheidszorg—komen op zo’n bikkelhard speelveld niet uit de verf. Evenmin als compromiszoekers, stille, stabiele krachten op de achtergrond. Waarom zou je ook? Waarom zou je je terugtrekken op je werkkamer om studie maken van een ingewikkelde wet, als je via een paar prikkelende ‘quootjes’ tot in talkshows kan doordringen? Waarom werk maken van het parlementaire budgetrecht als je met behulp van een paar actuele moties een begrotingsdebat naar je hand kunt zetten? Waarom zou je je vastbijten in moeizame, ondoordringbare uitvoeringskwesties als het geen bonus oplevert?

Ja, je zult maar Kamerlid zijn.

 

Jan Schinkelshoek, november 2021